In het Bisdomblad van juli van bisdom ’s-Hertogenbosch staat een mooi en doorwrocht artikel van dr. G.P. Weishaupt over de onontbindbaarheid van het huwelijk. Met dank voor de toestemming plaatsen we het bericht integraal. In het Bisdomblad van juli van bisdom ’s-Hertogenbosch staat een mooi en doorwrocht artikel van dr. G.P. Weishaupt over de onontbindbaarheid van het huwelijk. Met dank voor de toestemming plaatsen we het bericht integraal.
Wat God verbonden heeft
… dat mag de mens niet scheiden. Door het wederzijdse jawoord van man en vrouw, de trouwbelofte, ontstaat het verbond van het huwelijk. Wanneer de huwelijksband aangegaan wordt door twee gedoopten, kan het huwelijk, nadat het lichamelijk voltrokken is, d.w.z. nadat man een vrouw “een vlees zijn geworden”, nooit ontbonden worden. Het huwelijk is immers voltooid en daarmee absoluut onontbindbaar.
Onontbindbaarheid en sacrament
De onontbindbaarheid is een wezenlijke eigenschap van het huwelijk, die voortkomt uit de liefde, het zich zonder voorbehoud wederzijds aan elkaar schenken van de huwenden. Daardoor is het huwelijk een afbeelding van de onvoorwaardelijke liefde en trouw van God aan zijn schepping. Als het bruidspaar gedoopt is, is dit onontbindbaar huwelijk zelfs een sacrament. Dat betekent dat het niet slechts een afbeelding, niet slechts een weerspiegeling en verwijzing is, maar de tegenwoordigstelling van de onherroepelijke, onontbindbare overgave van Christus aan zijn bruid, de Kerk. Deze tegenwoordigheid is weliswaar niet hetzelfde als, maar wel vergelijkbaar met de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de geconsacreerde gaven van brood en wijn in de heilige Eucharistie. Zoals daar Christus geheel en al met ziel en lichaam, met Godheid en mensheid werkelijk – substantieel, dus niet slechts symbolisch – aanwezig is, zo is Zijn liefde jegens zijn bruid, de Kerk, werkelijk aanwezig in de huwelijkse staat en liefde van man en vrouw, dankzij het heilig doopsel, dat zij ontvangen hebben.
Opgenomen in de goddelijke liefde
Door deze wat men noemt sacramentaliteit van het huwelijk krijgt de onontbindbaarheid, die naast de eenheid een wezenseigenschap van het huwelijk is, nog eens een “schepje er bovenop”, een bijzondere bekrachtiging. Immers, door de sacramentele genade wordt het huwelijk opgetild uit de scheppingsorde in de heilsorde van Christus. Het wordt verlost, geheiligd en gevoegd in het eeuwig durend verbond tussen God en de mensen, dat door de zelfgave van Christus op het kruis voltooid werd. Aldus wordt de huwelijksliefde van man en vrouw opgenomen in de goddelijke liefde. “De genade van het sacrament”, aldus de Katechismus van de Katholieke Kerk, “vervolmaakt aldus de menselijke liefde van de echtgenoten, versterkt hun onverbrekelijke eenheid en heiligt hen op de weg naar het eeuwig leven” (KKK, nr. 1661). Alleen als het huwelijk absoluut onontbindbaar is, kan het ook een authentieke weerspiegeling en een tegenwoordig stellen van de goddelijke liefde zijn, die zich als zodanig defintief in het paasmysterie van Christus aan ons mensen heeft geopenbaard. De absolute onontbindbaarheid van het huwelijk van man en vrouw is derhalve een essentiële vereiste, opdat het huwelijk ook een daadwerkelijk teken kan zijn, een authentieke tegenwoordigstelling van het nieuwe altijddurende verbond van Christus met zijn Kerk.
Tegen die achtergrond is de leer van de Kerk inzichtelijk dat de huwelijksband “een realiteit” is, “die … onherroepelijk is en die de oorsprong is van een verbond waarvoor de trouw van God borg staat. De Kerk is niet bij machte zich tegen deze beschikking van de goddelijke wijsheid uit te spreken” (KKK, nr. 1640). De Kerk kan een sacramenteel huwelijk, waarin man en vrouw “een vlees geworden zijn”, niet scheiden of ontbinden. Vandaar ook de vaststelling in het kerkelijke wetboek: “Een huwelijk dat aangegaan en voltrokken is, kan door geen enkele menselijke macht en door geen oorzaak, behalve de dood, ontbonden worden” (can. 1141).
In vrijheid aangaan
Daarom ook vraagt het aangaan van een huwelijk om een vrije beslissing van wie zich bindt aan de partner. De vrijheid van de partners, man en vrouw, is een grondvereiste voor de huwelijkssluiting. Immers, de “band is” op de eerste plaats “het resultaat van een vrije menselijke daad van de echtgenoten” (KKK, 1640). “Vrijheid is de macht, geworteld in de rede en de wil, om te handelen of niet te handelen, om dit of dat te doen, om zo uit zichzelf weloverwogen daden te stellen. Door de vrije wil beschikt iedereen over zichzelf” (KKK, nr. 1731). Het jawoord van man en vrouw, hun trouwbelofte ofwel hun consensus, dient zo’n vrije daad van de rede en de wil te zijn, vrij van elke dwang, inwendig of van buitenaf. Alleen zo kan het huwelijk tot stand komen doordat “man en vrouw zich in een onherroepelijk verbond wederzijds aan elkaar schenken en elkaar aanvaarden” (can. 1057 § 2).
Gebreken
De trouwbelofte is een daad van de rede en van de wil van man en vrouw. Een belemmering van de reden en/of de wil beperkt hun beider vrije beslissing om te trouwen. Wanneer daarom de rede of de wil in gebreke is, komt geen geldig huwelijk tot stand. Psychische aandoening en gebrek in het oordeelsvermogen, onwetendheid en dwaling zijn nietigheidsgronden die betrekking hebben op de rede; list, simulatie, conditie, vrees en dwang zijn nietigheidsgronden die betrekking hebben op de wil van de huwenden. Alle gebreken van de rede of van de wil van de partners zijn oorzaken voor de nietigheid van een huwelijk. Deze vast te stellen is de taak van de kerkelijke rechtbank (officialaat) van het bisdom.
Van natuur gericht op trouw en onontbindbaarheid
Dit alles geeft aan hoe belangrijk de vrijheid van de beslissing is, die huwenden nemen om een onontbindbaar huwelijk aan te gaan. De levenslange binding aan een partner tot de dood is daarbij zelf een daad van hoogste vrijheid. Want de mens heeft van natuur – als schepsel van God – een verlangen en een aanleg tot levenslange binding en trouw. De onontbindbaarheid van het huwelijk is niets slechts een gebod van buitenaf. Het is ingeschreven in de natuur van de mens, geschapen als man en vrouw. Daarin is de mens een afbeelding van God, zijn Schepper, die in zichzelf de liefde is, die geen grenzen en geen beperkingen kent. De onontbindbaarheid van het huwelijk is daarom goed voor de mens, omdat hij er vanuit zijn natuur op gericht is. Zij maakt man en vrouw niet tot slaven van elkaar, maar doet hun delen in de hoogste vorm van vrijheid die God zelf is. Immers, de menselijke vrijheid “bereikt haar volmaaktheid wanneer ze gericht is op God, het opperste goed” (KKK, nr. 1744).
Dr. G.P. Weishaupt, officiaal
“Vrijheid is de macht, geworteld in de rede en de wil, om te handelen of niet te handelen, om dit of dat te doen, om zo uit zichzelf weloverwogen daden te stellen.”