Alsof het een nadeel is, ‘nog’ mee naar de kerk willen. Als je kinderen voorleeft en vertelt dat God van ons houdt en dat de Kerk er is om Gods liefde uit te delen aan de mensen, dan wil een kind best wel. Kinderen zijn juist gevoelig voor godsdienst. Dan kan een kind – met de hulp van Gods genade – er ook zelf voor gaan kiezen. Dan hoef je niet bang te zijn dat ze in de puberteit opeens niet meer willen.

Wie zijn kinderen echter normaal opvoedt, mag best grenzen trekken als het gaat om de eigen willetjes van kinderen. Verantwoordelijkheid moeten kinderen leren, en daar zijn ze nog niet mee klaar als ze zestien zijn. De enige die dat namelijk gelooft, is het kind zelf. Het mag bij de gewone discipline horen dat kinderen in het weekend op een normale tijd in bed liggen, en op zondag fit genoeg zijn om mee te gaan naar de kerk. De meeste kinderen die niet meer meewillen, willen dat niet omdat ze God in hun hart vaarwel zeggen, maar uit gemakzucht. Dat is eigen aan opgroeiende kinderen. Dat smoort een goede ouder als het gaat over eten, drinken, snoepen, zakgeld en uitgaan. Voor de kerk geldt het net zo. Kinderen zijn meesters in smoesjes om ergens onderuit te komen. Als ze weten dat je als ouder heel gelovig bent, maar niet in uitvluchten gelooft, zullen kinderen ook weer normaal gaan doen over hun eigen geloof.