Terwijl we deze vakantie genieten van de stralende zon, elke dag uitslapen en veel te veel lekkere hapjes eten, valt ’t ons op dat veel mensen om ons heen lijden: een echtscheiding, ziekte en een onverwacht sterfgeval. Hoe groot kan een paradox zijn? Terwijl we deze vakantie genieten van de stralende zon, elke dag uitslapen en veel te veel lekkere hapjes eten, valt ’t ons op dat veel mensen om ons heen lijden: een echtscheiding, ziekte en een onverwacht sterfgeval. Hoe groot kan een paradox zijn?
Met zoveel beproevingen om ons heen stel ik me de vraag: waar is God en zijn leiding in al die levens? Om een antwoord op die knagende vraag te vinden heb ik een paar boeken over ‘het lijden’ meegenomen naar het zwembad. Terwijl de kinderen van de glijbaan roetsjen (“Mamááá, kijk!!!”) en de zon vol op m’n rug schijnt, zoek ik naar antwoorden op mijn vragen.
In een Frans boek, op vakantie gekocht bij de monniken en zusters van de ‘Fraternité de Jérusalem’ in Vézelay, betoogt de schrijfster – die haar zoon heeft verloren – dat het lijden nooit Gods wil is. Zelfs niet als het ons in zeker opzicht meer gevoelig maakt voor het geloof en onze relatie met Christus. Net zo min als wij als ouders een van onze kinderen kunnen uitkiezen om een vreselijke ziekte te krijgen, kan God ons lijden ‘geven’. Dat is voor mij een eyeopener, want ergens dacht ik toch dat je een beproeving krijgt ‘omdat je ’m nodig hebt’. Blijft staan dat God het kruis soms níet weghaalt of voorkomt. Het waarom daarvan heb ik niet paraat, ondanks m’n boekjes. Wel was ik bijzonder ontroerd door het getuigenis van Edith Schouten in ‘Als een mus valt’.
Ze bleef na het overlijden van haar man alleen achter met zes kinderen tussen de vijf en achttien jaar. Een situatie die ik met drie kinderen al niet zou redden. Dat voelde ze zelf ook zo: intens zwak en niet in staat om haar kinderen alleen groot te brengen. Bijzonder is dat het boekje pas verschenen is wanneer ze eigenlijk ‘klaar’ is met het opvoeden van haar kinderen: vijftien jaar na het overlijden van haar man. Ze getuigt ervan hoe ze met alle mogelijke en onmogelijke situaties naar God is toe gegaan. Er kwam altijd uitkomst: een ‘oplossing’ van buitenaf (meestal anders dan verwacht) of van binnenuit: nieuwe kracht.
In één dagboekfragment, op een heel moeilijk moment geschreven, midden in alle ellende, vertelt ze hoe bang ze is alleen. Ze klaagt God niet aan, ze bidt en smeekt Hem niet om een oplossing – zoals ik zou doen – maar gelóóft. Ze bidt een psalm en zingt midden in de nacht hardop een lied voor Hem: het is Jezus op wie ik vertrouw. Zo wordt ze rustig, tot haar eigen verbazing. Haar conclusie aan het eind van het boekje is: “De Vader is bij vallende musjes. Hij raapt ze weer op en zet hen op hun pootjes. Een veiliger leven ken ik niet.”
Dat geeft vertrouwen…
Brechje