Surfend op internet volgde ik het nieuws over de aardbeving in Haïti. Babies die op straat moeten slapen, gewonde kinderen die niet geholpen kunnen worden in een overvol ziekenhuis. Denkend aan mijn eigen schatten kan ik de beelden niet loslaten… Surfend op internet volgde ik het nieuws over de aardbeving in Haiti. Babies die op straat moeten slapen, gewonde kinderen die niet geholpen kunnen worden in een overvol ziekenhuis. Denkend aan mijn eigen schatten kan ik de beelden niet loslaten…
De zinloosheid, de waaromvragen, ik heb er geen antwoord op. De Haïtianen zelf verbazen mij (en de reporters overduidelijk ook) des te meer met hun houding tegenover hun eigen misère. “De mensen zijn zo open en vriendelijk”, meldt een journalist verbaasd. Overal op straat worden spontane lofprijzingen en gebedsdiensten gehouden. Een reporter ondervraagt een bejaarde man (mét bijbel!), zes dagen na de ramp: “U heeft amper voedsel en niet genoeg water. Hoe is uw situatie?” Man: “Mijn situatie is erg slecht. Ik kan niets doen. Ik hoop dat de Bijbel iets voor mij kan doen. God kan alles voor mij doen, weet u dat?” De journalist weet niet wat te antwoorden…
Ik weet niet hoe ik zou reageren als een dergelijke ramp mij zou overkomen. Waarschijnlijk zou ik superkwaad worden (en God zou er ook van langs krijgen), of wanhopig… Deze man, met niets meer, niet eens te eten of drinken, is rijker dan al die reporters en ons toeschouwers bij elkaar, met zijn Bijbel en zijn God. “God kan alles voor mij doen. Weet u dat?” Ik weet niet wat te antwoorden…