KISI-Fest 2014“Cecile, is het niet veel beter als je thuisblijft en niet meegaat naar het KISI-feest in Oostenrijk?” Ik ben volledig kansloos. Cecile (12 jaar) moet en zal meegaan: “Ik wil daar naartoe met mijn vriendinnen!” “Cecile, is het niet veel beter als je thuisblijft en niet meegaat naar het KISI-feest in Oostenrijk?” Ik ben volledig kansloos. Cecile (12 jaar) moet en zal meegaan: “Ik wil daar naartoe met mijn vriendinnen!”

Ik vind ’t een absurd plan: in een lang weekend heen-en-weer. Op vrijdag­avond in de bus, de hele nacht door­reizen en geen oog dichtdoen, zaterdag van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat programma, overnachten in een gymzaal met alle KISI’s die Europa rijk is en op maandag midden in de nacht weer in Nederland aankomen.

KISI-Fest 2014 Dit alles zonder haar vader of moeder. Als ik nu in het KN zet dat ik dat laatste het ergst vind vraagt de KISI-leiding mij per direct als mede­werker. Ik hou me dus gedeisd, maar heb er nacht­merries van gehad. Had ik maar een vak moeten leren en geen moeder moeten worden: het gaat hier om háár en niet om mijn welzijn. Op school heeft ze het lang niet altijd makkelijk met ‘vrien­dinnen’ die een heel andere moraal hebben dan wij… Daar moet wel wat tegenover staan.

“Vergeet niet om haar een identiteitskaart mee te geven”, zegt Edwin de avond voor vertrek. Dus stop ik die braaf in haar toilettas en leg mijn dochter de volgende dag uit waarom deze kaart belangrijk is als je naar het buitenland reist.

Zo zet ik haar op vrijdag­avond af in Rosmalen op het vertrek­punt. Daar ontbreekt de bus: een klapband gehad. “Rustig maar”, zegt mijn immer nuchtere weder­helft die ik direct mobiel bel over de feiten. “Dan kan dat alvast niet meer gebeuren als ’t kind erin zit”. In de hemel wisten ze echt wat ze deden toen ze mij een roeping gaven om met hem te trouwen. Terwijl we zo staan te wachten vertelt een moeder dat ze terug naar huis moest omdat een van de kinderen de identi­teits­kaart was vergeten. “Zo niet de mijne”, denk ik nog opgelucht en dan vertrekt mijn dochter naar Oostenrijk.

Op zaterdag­ochtend staat Edwin lachend voor m’n neus: “Kijk es wat ik tussen de kussens van de bank heb gevonden, de identiteitskaart van Cecile!” Ondertussen moet de bus al lang en breed in Oostenrijk gearriveerd zijn. Even overwegen we nog om de leiding te informeren maar die kunnen daar ook niks mee. Om kwart voor elf ’s avonds piept mijn mobiel: een sms’je van mijn dochter. “Het is hier prachtig!! En superleuk en gezellig!” Bijna wil ik antwoorden dat ze als de wiede­weerga moet gaan slapen na haar busnacht, maar Edwin stemt tegen: “Jij gaat niet zeuren, sms maar terug dat je ’t geweldig voor haar vindt”.

Na drie dagen heb ik m’n dochter terug. He-le-maal groggy en afgedraaid, maar lyrisch: “O mam, het was zoooo mooi. Bij KISI groei ik helemaal, juist ook naar God!” Van al het hiervoor geschetste afzien heeft ze niets ervaren. Waar heeft zo’n moeder het over? Nee hoor, ’t was allemaal fantastisch geweest. Blij laat ze de foto’s op haar mobiel zien: allemaal vrolijke kiekjes met haar vriendinnen voor Oostenrijkse bergen. Het ziet er schitterend uit. “Volgend jaar ga ik weer!” voegt ze eraan toe. Zucht…

Brechje