Een aantal scholen in Nederland houdt deze week de ‘Week van de Lentekriebels’, een project van Rutgers WPF voor basisscholen over relaties & seksualiteit. Ook presenteerde de instelling de resultaten van een onderzoek naar de kennis en mening hierover van kinderen tussen 9 en 12. Een aantal scholen in Nederland houdt deze week de ‘Week van de Lentekriebels’, een project van Rutgers WPF voor basisscholen over relaties & seksualiteit. Ook presenteerde de instelling de resultaten van een onderzoek naar de kennis en mening hierover van kinderen tussen 9 en 12.
Het is niet de eerste keer dat op deze site aandacht besteed wordt aan de ‘Week van de Lentekriebels’ (zie onderaan). Het project is vanuit een sterk liberale levensvisie tot stand gekomen. Veel ouders trekken aan de bel bij school wanneer deze ‘Week van de Lentekriebels’ gegeven wordt, omdat er meerdere onderdelen in zitten die niet stroken met de opvoeding. Dat het niet eenzelfde soort ‘kennis’vak is als taal en rekenen lijkt evident. Toch worden, ook in het project van Rutgers, meningen gepresenteerd als feiten.
Feiten en meningen
Ook uit de berichtgeving rondom het onderzoek blijkt dit. Kinderen moesten reageren op stellingen, die zowel fysieke feiten betroffen als meningen. Ook de ouders zijn volop betrokken bij het onderzoek. In de samenvatting staat aan het begin uitgelegd dat “het onderzoek gaat over hoe kinderen van 9 tot en met 12 jaar denken over verliefdheid, puberteit en seksualiteit. En hoeveel hun ouders van hun kinderen weten op dit gebied. Zowel de ouders als de kinderen hebben een korte digitale vragenlijst ingevuld, met vragen over opvattingen (over bloot zijn, over homoseksualiteit), gevoelens (als ze iets horen over seksualiteit, als ze er met anderen over praten, of als ze seksueel getinte beelden zien in de media), interesses, praten over seks (met ouders, vrienden en op school), kennis en ervaring (met verliefdheid, verkering, zoenen en seks in de media).”
Geloof als factor
Bij de uitleg hoe de steekproef is afgenomen valt meteen op dat “ouders eerst een vraag naar geloof kregen – omdat we wilden controleren of gelovige ouders minder vaak mee zouden doen dan niet gelovige ouders. (…) Van de ouders die een uitnodiging hebben gehad, hebben er 1366 de vraag naar religie ingevuld. Van deze ouders heeft 86% zelf de vragenlijst ingevuld. De ouders die wel en niet mee wilden doen, verschilden niet van elkaar wat betreft religieuze achtergrond. Uiteindelijk hebben 954 kinderen de vragenlijst ingevuld (82% van het aantal ouders). (…) Van de ouders geeft 53% aan niet gelovig te zijn, 18% is rooms katholiek, 13% is protestants, 11% heeft een ander christelijk geloof, 2% is islamitisch en 3% heeft een andere geloofsovertuiging of levensbeschouwing.
Uit het onderzoek kun je diverse dingen lezen: kinderen geven overwegend aan de informatie omtrent verliefdheid, puberteit en seksualiteit van hun ouders te willen horen, terwijl een deel tevens aangeeft (nog) geen behoefte te hebben aan informatie over verliefdheid, puberteit en seksualiteit.
Opgelegd
Voor de onderzoekers is evenwel duidelijk dat kinderen te weinig ‘les’ krijgen over al deze zaken. Dat is niet verwonderlijk als je begint met de stelling dat kinderen er al heel veel mee bezig zijn en er dús les over moeten krijgen.
Deze gedachte heeft mede een grote vlucht genomen door de gewijzigde kerndoelen voor basisonderwijs en onderbouw middelbaar onderwijs. Daarin zijn, onder grote druk van bepaalde groeperingen, in 2012 voor het eerst aandacht voor seksualiteit en diversiteit expliciet opgenomen. In zeer korte tijd is dus de vrijheid van een basisschool om zelf te bepalen of er aandacht voor relaties & seksualiteit – m.a.w. de seksuele voorlichting – gewenst is, omgebogen naar een plicht om er lesuren aan te besteden. Hoe die lesuren worden ingevuld, mag een school wel zelf bepalen.
Wiens wil is wet
Wat opvalt in de samenvatting is dat ouders weliswaar naar hun inzicht en mening wordt gevraagd, maar dat vooral de indruk wordt gewekt dat zij (en ook de school) slechts ondersteuning moet bieden aan wat hun kinderen (en Rutgers WPF) willen. De vraag naar wat de ouders willen – oftewel goed vinden – voor hun kinderen, wordt niet gesteld of komt althans niet tot uiting.
Ouders aan zet
Veel ouders betreuren het dan ook en zijn tegenstander van dergelijke lessen op school, omdat het onderwerp relaties & seksualiteit – en dan met name hoe dit past binnen het geheel van een bepaalde (gelovige) levensstijl – vaak totaal tegengesteld wordt gebracht aan hoe dat thuis gebeurt. Positief aan het onderzoek is dat ouders gesterkt zijn in wat de kinderen (9 – 12 jaar) zelf ook aangeven, namelijk dat zij vooral met hun eigen ouders over de onderwerpen verliefdheid, puberteit en seksualiteit willen praten. En dat Rutgers ook ouders oproept daar alert op te zijn en dat ook te doen, is een goede zaak.