Aan het hebben van een baan buitenshuis wordt nu veel meer waarde gehecht dan toen. Ouders van nu vinden het vaak fijn hun opvoedingstaak met anderen te delen en verwachten van een kinderdagverblijf professionele begeleiding. En daar wringt volgens mij de schoen. Heel veel (erg snel groeiende) kinderdagverblijven met heel veel (jonge) leidsters passen wel op de kinderen die aan hen zijn toevertrouwd maar dat is nog geen opvoeden. Toen mijn kinderen klein waren, (in de jaren zeventig, tachtig en negentig) was er slechts sprake van kinderopvang in een crèche of je bracht je kind een of twee dagdelen naar een peuterspeelzaal. Het eerste was zeldzaam (maar meestal hadden de ouders dan geen andere keus), maar het tweede gebeurde bijna in elk gezin. In mijn grote gezin (8 kinderen) niet, omdat het me veel te veel tijd en moeite kostte een of twee kinderen naar de peuterspeelzaal toe te brengen en te halen en ook nog de andere, nog kleinere kinderen, mee te nemen. Dat was van mij uit gezien. Maar ook de kinderen vonden er niets aan, ook al hebben ze “de proefperiode†daar uitgezeten. Ze vonden het thuis altijd fijner en mama was er altijd voor hen! Eén kind uitgezonderd, moet ik eerlijkheidshalve zeggen. Zij vond het erg leuk om naar de peuterspeelzaal te gaan.
De argumenten om een kind naar de peuterspeelzaal te laten gaan, waren altijd dezelfde: daar kan het spelen met andere kinderen van dezelfde leeftijd en met ander, misschien meer uitdagend speelgoed, en misschien meer buiten spelen. Die argumenten gelden veelal nog steeds. Daar hoef je een kind dus niet voor naar een kinderdagverblijf te brengen. In de plaats waar ik woonde toen ik kleine kinderen had, losten we het probleem van het samen spelen met andere kinderen als volgt op: we kwamen met een stel jonge, dicht bij elkaar wonende moeders en hun kinderen, om de beurt in een van hun huizen samen, een ochtend in de week. De moeders wisselden op zo’n ochtend hun ervaringen en leuke verhalen uit, soms spraken we over opvoedingsproblemen, maar het belangrijkste was dat de kinderen het leuk hadden en er samen gespeeld kon worden. En de moeders speelden gewoon mee. Meestal eindigde de ochtend met samen lunchen. Elke moeder had zo haar eigen inbreng. De ene was goed in het bedenken van spelletjes, de ander erg muzikaal en organiseerde muziek en zang-activiteitjes, een ander bereidde weer eens een knutselwerkje voor enz.
Na verloop van tijd kon een moeder eventueel op zo’n ochtend iets anders plannen omdat het kind zo vertrouwd was met de andere kinderen en moeders en huizen dat dat een even veilige omgeving was als thuis. Bijvoorbeeld rustig naar de kapper gaan of ontspannen, zonder kinderen naar de stad. Bij ziekte, een bevalling of een probleem stond er altijd wel een, bij de kinderen bekend, gezin open om de kinderen op te vangen. Wat mijzelf betreft: ik zou nog geen dag van de eerste drie jaren van het leven van mijn kinderen hebben willen missen, maar ik kan me wel voorstellen dat dat bij veel moeders van nu anders ligt.
Aan het hebben van een baan buitenshuis wordt nu veel meer waarde gehecht dan toen. Ouders van nu vinden het vaak fijn hun opvoedingstaak met anderen te delen en verwachten van een kinderdagverblijf professionele begeleiding. En daar wringt volgens mij de schoen. Heel veel (erg snel groeiende) kinderdagverblijven met heel veel (jonge) leidsters passen wel op de kinderen die aan hen zijn toevertrouwd maar dat is nog geen opvoeden. Vaste, vertrouwde personen, die goed weten wat de opvoedingsdoelen zijn, zijn daarvoor een must. Daarom vind ik gastouderopvang nog het beste alternatief. Het liefst in het huis van de vraagouders. De gastouder moet dan wel het vertrouwen hebben van de ouders, de kinderen willen opvoeden in dezelfde lijn als de ouders dat doen en continuïteit bieden. Een financiële vergoeding drukt vaak de waardering uit.
Het is dan ook heel jammer dat de regering deze vorm van kinderopvang niet langer wil subsidiëren. Eigenlijk gaat het aan zijn eigen succes ten onder, want het kost de overheid veel te veel geld. Als de overheid zoveel mogelijk vaders én moeders aan het werk wil hebben en ook nog goed opgevoede kinderen wil, dan moet daar wel blijvend keuzevrijheid betreffende de soort opvang tegenover staan. Dus niet alleen vergoeding van de kosten in een kinderdagverblijf, maar ook als er sprake is van kwalitatief goede (d. i. goed begeleide en gecontroleerde) gastouderopvang!
Annette Peeters, pedagoge, directeur kinderdagverblijf ‘De Kleine Prins’ en houder van gastouderbureau ‘PeetersPeuters’ te ’s-Hertogenbosch, moeder van acht kinderen.