De overheid zou de familieband tussen grootouders en kleinkinderen moeten erkennen als voldoende reden om aanspraak te maken op contact met de kleinkinderen, zegt Ruud Miché, voorzitter van Stichting Voor mijn Kleinkind. De overheid zou de familieband tussen grootouders en kleinkinderen moeten erkennen als voldoende reden om aanspraak te maken op contact met de kleinkinderen. Veel grootouders wordt namelijk contact met hun kleinkinderen onthouden. Dat zegt Ruud Miché, voorzitter van Stichting Voor mijn Kleinkind in een artikel in Katholiek Nieuwsblad.
Grootouders ondervinden veel problemen bij een contactbreuk met hun kleinkinderen. Die problemen zijn vaak het gevolg van een (v)echtscheiding, meningsverschil, psychische problemen, ouderverstoting, géén klik met de partner van zoon of dochter, sterfgeval van de zoon of dochter of zelfs ontvoering van een kind. Al deze dingen hebben een gemene deler, namelijk het onthouden en uitsluiten van contact met het kleinkind.
Daarom roept de Stichting Voor Mijn Kleinkind al enkele jaren grootouders op om zich bij de stichting aan te sluiten en gezamenlijk te ‘vechten’ voor vooral de belangen van hun kleinkind(eren). Die moeten weten dat ze gemist worden en niet vergeten zijn.
Grootouders vervullen een belangrijke rol in het leven van hun kleinkinderen, en daarom moet er contact zijn. (…) Zij kunnen een veilige haven zijn waar kinderen even kunnen bijtanken wanneer het thuis moeilijk is of wanneer er grote druk op hen staat om te leren en presteren.
Bij opa en oma kunnen ze lekker ontspannen, want die kunnen alle tijd en aandacht vrijmaken voor hun kleinkinderen en hen steunen.