Op Facebook troffen we een artikel aan over “Wat de Kerk echt leert over Huwelijk, Gezin en Homoseksualiteit” waarin auteur Marnix Wyntje de visie van de katholieke Kerk uit de doeken doet. Op Facebook troffen we een artikel aan over “Wat de Kerk echt leert over Huwelijk, Gezin en Homoseksualiteit” waarin auteur Marnix Wyntje de visie van de katholieke Kerk uit de doeken doet.
Wat de Kerk echt leert over Huwelijk, Gezin en Homoseksualiteit
Het gezin is de plaats van de eerste glimlach. Dat wat geen dier kan. Glimlachen. Het kind herkent zijn moeder. De mens herkent de mens. 'Incipe, parve puer, risu cognoscere matrem', – zo zong de dichter Vergilius: 'Begin, kleine jongen, met een glimlach je moeder te kennen'. In het gezin wordt het kind als mens wakker en ontdekt: ha, ik tel mee, met de anderen! Vader, moeder, broertjes, zusjes, vriendjes, buren, grootouders, – ze worden vanuit het gezin ontdekt. Door de ander te vinden groeit men als mens. Want de mens is gemaakt voor de liefde.
De eerste 'anderen' zijn vader en moeder. Geen verhouding in het leven heeft dieper invloed dan die tussen ouders en kind. Zij is nooit meer ongedaan te maken. Men blijft kind van zijn ouders.
In het gezin begint ook de weg naar de Ander die in alle anderen tot ons komt. Hij die door de ouders het kind schept en laat groeien, Hij wordt ook het eerst gekend in de ouders. Het kind kan niet op eigen benen God kennen. Spelend, kraaiend, huilend voelt het zich thuis in het kleine wereldje, dat voor hem heel groot is en waar de goedheid, de almacht, de alomtegenwoordigheid vader en moeder zijn. De wijze waarop wij onze ouders hebben leren kennen, is van onuitwisbare invloed op ons beeld van God.
Wel zijn de ouders niet de enigen die dit vormen. Iedere mens in ons verdere leven, die van ons houdt, is weer opnieuw een beeld van Gods goedheid. Veel wat enigszins verkeerd groeide door onmacht of onwil van ouders, kan zo worden goedgemaakt. Temeer daar iets in de mens altijd verder zoekt, verder dan vader en moeder, verder dan ieder ander. God is geen pure rasvergroting van de vader, de moeder of wie ook. Hij is de eigenlijke goedheid voor wie het mensenhart uiteindelijk is bestemd. Hij is de meest echte ander, in wie ons hart steeds minder teleurgesteld zal worden naarmate wij Hem beter kennen. Dit wil zeggen: Hem kennen in Jezus, onze lotgenoot en God.
Alle mens-zijn is geven en ontvangen. Dienen en gediend worden, inspireren en geïnspireerd worden, beminnen en bemind worden. Waar dit niet is, is dood; waar dit wel is, ontspruit nieuw leven, nieuwe gedachten, nieuwe vormen, hoe ook. Alles wat menselijk is, van eenzaam werken tot gezellig praten of iemands leven redden, is op een of andere wijze geven en ontvangen, en daardoor, levenwekkend en vruchtbaar. Afgezien ervan of men gehuwd is of ongehuwd, de mens neemt deel aan dit wat leven doet:
Van dit grote ritme is het man- of vrouwzijn een verbijzondering. 'Man en vrouw' is weliswaar geen absolute scheiding, maar toch is de houding van geven en ontvangen anders: het mannelijke is meer actief en uitdelend, het vrouwelijke meer ontvangend en opvangend, Dit ligt diep verweven in de hele mens. Het is zelfs af te lezen uit zijn gestalte.
Ook het lichamelijk geven en ontvangen is daar om vreugde en zaligheid, en wel in zeer totale mate: heel de mens mag daarbij betrokken zijn van zijn diepste innerlijk tot zijn meest aardse tastbaarheid. Dit wederzijdse geven en ontvangen is vruchtbaar en levenwekkend in zeer totale mate: het brengt nieuw mensenleven voort. Met verrukking en huiver ontdekt de mensheid -en ieder mens weer opnieuw- deze kracht in zichzelf. Wij doen iets dat groter is dan wij bewust kunnen volgen met ons verstand.
Wanneer wij zouden zeggen: erotiek is goed, zou dit te zwak zijn uitgedrukt. Zij is heilig. Een wonderlijke, scheppende kracht in ons. Zij is echter tegelijk huiveringwekkend om haar kracht. Als de erotische aantrekking wordt losgemaakt uit het geheel van menselijke waarden, en bijzonder als de meest lichamelijke kant ervan, de genitale seksualiteit ook nog wordt losgemaakt uit het geheel van de menselijke erotiek, kunnen onvermoede dieptes van kwaad worden geopenbaard, waar eerst louter zachte krachten leken te bestaan.
Pas opgenomen in het geheel van de mens toont de erotiek hoe goed en schoon zij is. Iedereen weet hoe lief iemand wordt voor het hart dat hem of haar bemint. De aantrekkelijkheid van de andere mens wordt gezien en wakker geroepen. Iets van oneindigheid schijnt door in de beminde. Iets om je helemaal aan haar of hem te geven.
Dit is geen illusie. Het oog opent zich voor een schoonheid die er werkelijk is. In onze waardering van de wereld spelen veel meer erotische tendensen mee dan wij ons vaak bewust zijn. De top en de bron daarvan is de liefde tussen man en vrouw.
Jezelf helemaal geven is jezelf voor altijd geven. Het gaat er dus niet om, zoals bij lagere dieren, dat men lichamelijk geeft en ontvangt, en dan weer zijns weegs gaat zonder elkaar nog te ontmoeten. Het is ook meer dan wat men bij hogere dieren ziet, die een tijdlang minnekozen en jongen grootbrengend bijeen blijven. Het gaat om twee mensen, man en vrouw, die geheel van elkaar willen zijn.
Mag hier een woord gezegd worden over hen wier erotiek zich niet richten kan op het andere geslacht, maar wel op hetzelfde als waartoe zij behoren. Geringe openbaarheid heeft over hen een aantal meningen doen ontstaan, die in hun algemeenheid onrechtvaardig zijn.
De mens heeft 't niet in zijn macht of hij (zij) zich al dan niet getrokken voelt tot het andere geslacht. Homoseksualiteit is van onbekende oorsprong. Zij die deze neiging bezitten zijn vaak hardwerkende en integere mensen. In menselijke eenzaamheid verlangt hij of zij naar vriendschap. Maar zelfs waar hij of zij echte trouw ontmoet, is de volkomen vervulling van zijn of haar menselijke verlangens niet geschonken.
Uiteindelijk stuit alle homo-erotiek op de ontdekking dat het seksuele in de mens slechts zijn natuurlijke (uit de gestalte af te lezen) vervulling vindt in het andere geslacht. Wie weet dat hij homoseksueel is, moge hij met iemand -een arts, een zielzorger, iemand van wijsheid en begrip zich erover kunnen uitspreken. En moge hij ontdekken dat ieder leven groot is door geven en ontvangen.
Dat de heilige Schrift zich zeer streng uitlaat over genitaal homoseksueel contact {Gen. 19}, {Rom. 1}, moet niet verkeerd begrepen worden. Zij doet dit niet om het feit aan de kaak te stellen dat sommige mensen deze afwijking buiten hun schuld in zich ervaren. Het betreft het toegeven aan een tot mode geworden homoseksuele besmetting, die zich ook verspreidt bij velen, die zich eigenlijk wel tot het andere geslacht aangetrokken voelen.
Marnix Wyntje
(met onderdelen uit de nieuwe katechismu)