Het bevalt ons prima in Houston. Het is lekker warm, dagelijks ruim boven de dertig graden, en als dat een tikkie ondragelijk wordt gaan we ergens binnen zitten waar de airco alles minstens tien graden afkoelt. De Amerikanen zijn bijzonder aardig en heten je welgemeend “welcome in the United States of America” als het Europese bankpasje dienst weigert bij het afrekenen. Het bevalt ons prima in Houston. Het is lekker warm, dagelijks ruim boven de dertig graden, en als dat een tikkie ondragelijk wordt gaan we ergens binnen zitten waar de airco alles minstens tien graden afkoelt. De Amerikanen zijn bijzonder aardig en heten je welgemeend “welcome in the United States of America” als het Europese bankpasje dienst weigert bij het afrekenen.
Het enige waar ik van baal is al het autorijden. Voor elke boodschap moet je de auto nemen omdat de afstand veel te groot is. Je rijdt zo tien, twintig kilometer over de snelweg naar de plaats van bestemming. Woensdag had ik echter tot mijn vreugde een parochie gevonden op twee kilometer afstand, waar elke ochtend om half negen de mis werd gevierd. Een prima loopafstand dus. “Wat is er nou heerlijker dan ’s morgens te voet een frisse neus halen?”, jubelde ik tegen Edwin. “Ik vind ’t niet verantwoord”, was zijn reactie. “Je kunt hier niet veilig langs de weg lopen”, luidde de toelichting. Een beetje gelijk had-ie wel, want de laatste vijfhonderd meter voor de kerk was er enkel hoog gras langs de provinciale weg waar het verkeer met een noodvaart overheen denderde.
Maar ja zeg, braaf naar je man luisteren is ‘zo 2016’ dat ik donderdagmorgen besloot lekker de benenwagen naar de mis te nemen. Cecile ging met me mee. Daar liepen we, over het viaduct en door het hoge gras. Cecile vond ’t maar eng: haar nieuwe Amerikaanse vriendinnetje had doodleuk verteld dat ze al drie keer een slang in hun huis hadden gehad. Ze schijnen vooral te huizen in het hoge gras, dus Cecile besloot om over de weg te lopen. Omdat ik het kind al voor m’n geestesoog onder een auto zag verdwijnen, moest ze maar achter mij aan lopen. “Ik schop die slangen wel aan de kant voor je”, zei ik stoer. In Nederland begin ik al te gillen als een regenworm mijn pad kruist.
Op de parkeerplaats voor de kerk stopte er een auto naast ons: “kan ik jullie na de mis een lift naar huis geven?” vroeg een mevrouw. “Dat is erg aardig van u, maar we wandelen graag”, bedankte ik. Na de mis sprak de volgende parochiaan ons aan met een aanbod voor een lift. Ik weet niet wat ze dachten over onze wandelactie. Als een stelletje arme sloebers die zich geen auto konden veroorloven? Of wisten ze beter dan ik hoe gevaarlijk onze actie was?
Eigenwijs begonnen we na de mis aan de terugweg. Net toen we de parkeerplaats van de kerk afliepen crashten twee auto’s met een gigantische klap tegen elkaar op de provinciale weg pal voor ons. In mijn schrik greep ik Cecile vast en bleef als verstijfd midden op de weg staan. Direct kwamen mensen aangesneld om te helpen en belde iemand 911 omdat een van de automobilisten onbeweeglijk in de auto bleef zitten. Naast ons stopte een mevrouw van de parochie: “willen jullie een lift?” Bibberend stapten we in. Waarom heeft Edwin ook altijd gelijk…?
Brechje