Hans en Grietje - een kerstverhaalVan de prekensite van pastoor Michel Hagen nemen we een ongewoon kerstverhaal over met als titel “Hans en Grietje”. Het is een verhaal geschreven door Klaas van der Poel. Wat kan er gebeuren als je gastvrij bent? Van de prekensite van pastoor Michel Hagen nemen we een ongewoon kerstverhaal over met als titel “Hans en Grietje”. Het is een verhaal geschreven door Klaas van der Poel. Wat kan er gebeuren als je gastvrij bent?

Hans en Grietje

Dit verhaal gaat over Hans en Grietje. Nee, dit zijn niet Hans en Grietje van de heks. Deze Hans en Grietje leefden heel lang geleden, in het jaar nul. Ze werkten heel hard. Ze werkten in een herberg in een stad die heette Bethlehem. Hans was de man die het zware werk moest doen, de tassen en de koffers dragen van de gasten en de stoelen en tafels klaarzetten en dingen repareren als er iets kapot was. Grietje hielp in de keuken. Ze zat meestal bij het raam en ze maakte de groenten schoon, of ze ruimde de borden op.

Hans en Grietje - een kerstverhaalOp een dag was het heel druk in de herberg. Hans sjouwde af en aan met spullen, hij wees de mensen de weg en bond hun ezels en kamelen vast. Ezels en kamelen? Ja, want in het jaar nul hadden mensen nog geen auto’s. Als ze ergens naar toe wilden gaan, dan namen ze een ezel mee om de spullen te dragen, of ze gingen bovenop een kameel zitten. Grietje was in de keuken bezig en ze zag alle mensen langs komen. Dat waren er heel wat. De hele herberg was vol met mensen, alle kamers waren bezet, want er was iets belangrijks te doen in Bethlehem. De baas van de herberg had al een bord opgehangen. Daarop stond ‘VOL’. Toch kwamen er nog steeds mensen.

Grietje zat bij het raam aardappels te schillen. Ze zag door het raam een man en een vrouw bij de herberg aankomen. De vrouw was in verwachting, dat kon je zo wel zien. Grietje zag ook, dat ze heel erg moe was, ze hadden vast al ver gelopen. Hans stond aan de poort en Grietje zag dat hij zijn hoofd schudde. “Nee” hoorde ze hem zeggen “jullie kunnen hier niet blijven, alles is vol”. Grietje zag dat de man een beetje boos werd, maar de vrouw legde haar hand op zijn arm. Ze zei: “Ach lieve Jozef wees toch niet bezorgd, God zal wel voor ons zorgen. Laten we maar een eindje verder gaan. Buiten in het veld bij de beesten zal wel een plekje voor ons zijn”. “Goed Maria” zei de man die dus Jozef heette “bid jij maar wat, dan helpen de engelen ons wel”. En ze waren verder gegaan. Maar Grietje was bezorgd. Ze had gezien hoe moe die mensen waren en ze dacht: “Wat als straks dat kindje geboren wordt en ze hebben geen bed om het neer te leggen. Dat is toch geen welkom in de wereld voor een mensenkind!”. Ze liep naar Hans toe. “Hans” zei ze “die mensen, dat kan toch zo niet”. “Ach” zei Hans “we kunnen toch de hele wereld niet in de herberg hebben, we zijn gewoon vol”. “Daar heb je gelijk in” zei Grietje “maar we hadden toch wel wat aardiger tegen die mensen kunnen zijn, we hadden ze ten minste wat te eten en te drinken kunnen geven. Ze waren zelf zo aardig. Weet je wat, ik doe wat brood en wat melk in mijn mandje en ik ga achter ze aan, ik ga nu meteen”. “Niks daarvan, jij gaat niet helemaal alleen naar buiten, het is al bijna nacht” zei Hans “straks wordt je nog aangevallen door een wild dier”. Maar hij zag wel dat Grietje toch wilde gaan, ze was al bezig allerlei lekkere dingen in haar mandje te pakken, een stukje koek, een appel. “Nou goed” zei Hans “je hebt eigenlijk wel gelijk Grietje, maar je gaat niet alleen, ik ga met je mee”. En daar gingen ze met zijn tweeën.

Toen ze een poosje gelopen hadden werd het donker. “Die mensen vinden we nooit meer” zei Hans “laten we terug gaan. Ze zeiden toch zelf dat de engelen hen wel zouden helpen”. “Kom op, Hans” zei Grietje “nog even volhouden. Straks wijst een engel ons wel de weg”. “Onzin” zei Hans “engelen bestaan niet eens. Toen stond hij plotseling stil en zei: “Wat hoor ik daar, dat lijkt wel zingen en ik geloof dat ik allemaal lichtjes zie”. Hij hield zijn hand boven zijn ogen. “Engelen, ik zie engelen” riep hij, “Er is iets wonderlijks gebeurd”. “En ik zie die mensen” zei Grietje heel zachtjes, “maar het zijn er nu geen twee meer, ze zijn met zijn drieën. Het kindje is geboren, kijk daar ligt het in die stal daar”.

En Grietje knielde neer om het kindje beter te zien. “Alsjeblieft” zei ze “ik heb brood in mijn mandje en een appel en koekjes. Voor jullie en voor het kindje, om hem welkom te heten in deze wereld. En ik heb ook een engel bij me, en hij heet Hans”.

December 2013, Klaas van der Poel (parochieblad Gaffel)