Ruim acht jaar geleden stond ik op een dag bij het postkantoor met een huilende baby. Cecile was zes weken oud en had last van buikkrampjes. Ze huilde uren per dag. Een mevrouw die met haar dochter van een jaar of acht ook in de rij stond te wachten, keek vertederd naar mijn pogingen mijn baby stil te krijgen en zei: “Geniet er maar van, voor je het weet is ze groot.” Ik knikte beleefd en dacht bij mezelf: “Alsjeblieft zeg, wannéér is ze groot…?!”. Dat leek me werkelijk een zalige situatie en vooral veel beter voor mijn zenuwstelsel… Ruim acht jaar geleden stond ik op een dag bij het postkantoor met een huilende baby. Cecile was zes weken oud en had last van buikkrampjes. Ze huilde uren per dag. Een mevrouw die met haar dochter van een jaar of acht ook in de rij stond te wachten, keek vertederd naar mijn pogingen mijn baby stil te krijgen en zei: “Geniet er maar van, voor je het weet is ze groot.” Ik knikte beleefd en dacht bij mezelf: “Alsjeblieft zeg, wannéér is ze groot…?!”. Dat leek me werkelijk een zalige situatie en vooral veel beter voor mijn zenuwstelsel…
De afgelopen dagen heb ik een Amerikaans boek gelezen over geloofsopvoeding. Tenslotte heb ik mijn drie dochters gekregen voor de eeuwigheid en dus zie ik het als mijn taak hen te evangeliseren. De auteur, ene mijnheer George Barna, heeft een groot opgezet onderzoek gedaan naar de opvoedingsstrategieën van ouders die een spiritual champion (geestelijke kampioen) hebben grootgebracht. Behalve dat deze ouders zelf echt een levend geloof hadden, waren ze goede opvoeders die veel tijd, aandacht en liefde aan hun kinderen gaven. Juist vanuit de sterke band met hun kinderen, konden ze normen, waarden en dus ook hun geloof meegeven.
Dit was voor mij een eye-opener en reden temeer nog eens flink te investeren in de relatie met mijn dames. Dus reden we gisteren naar een joekel van een speeltuin. Vol goede voornemens duwde ik de ene schommel na de andere, ging mee van de glijbaan en stapte zelfs met hen in de mini-achtbaan (doodeng!). Na een uurtje ging ik uitgeteld op een bankje zitten terwijl de dames in een speeltoestel klommen.
Al snel stond Cecile voor me: “Mama, ik heb een vriendinnetje gevonden hier, mag ik met haar door deze speeltuin lopen?” Vooruit dan maar. En zoef, weg was ze. Er ging een half uur voorbij en in de verte zag ik mijn dochter voor de twintigste keer in de mini-achtbaan stappen. Ze zag ons niet eens meer. Nog een half uur later rende Cecile aan de andere kant van de speeltuin rond met haar ‘nieuwe vriendin' zonder ook maar even te kijken waar haar zusjes en moeder waren gebleven.
Langzaamaan moest ik steeds harder slikken om niet nog meer tranen langs mijn wangen naar beneden te laten rollen. Dit was dus even niet de bedoeling. Wil dit kind niet zó snel groot en zelfstandig worden?! Verschrikkelijk zeg, ik dacht dat dit pas over een jaar of tien ging gebeuren. Daar ging m'n moeder-dochterband. Was ze nog maar even een baby'tje in mijn armen, van mijn part met krampjes. Had die mevrouw bij het postkantoor toch gelijk…