Wie als godsdienstleerkracht kinderen kennis laat maken met de oneindige, onuitputtelijke schat van het christelijke geloof, moet bij voorkeur zelf vanuit die schat leven. Woorden van aartsbisschop André-Joseph Léonard tijdens een lezing op de KU Leuven. Wie als godsdienstleerkracht kinderen kennis laat maken met de oneindige, onuitputtelijke schat van het christelijke geloof, moet bij voorkeur zelf vanuit die schat leven. Woorden van aartsbisschop André-Joseph Léonard tijdens een lezing op de KU Leuven.
De Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven ontving maandag 28 april monseigneur André-Joseph Léonard, de aartsbisschop van Mechelen-Brussel in het kader van de tweejaarlijkse lezing door een bisschop over het thema ‘Wat verwachten de Vlaamse bisschoppen van leerkrachten godsdienst vandaag?’. De lezing is gericht op de toekomstige godsdienstleerkrachten, assistenten, professoren en de inspecteurs-adviseurs rooms-katholieke godsdienst.
De aartsbisschop, zelf geen Vlaming maar als aartsbisschop van Mechelen-Brussel verantwoordelijk voor de Nederlandstalige pastoraal in Vlaams-Brabant en Brussel, tevens voorzitter van de Belgische bisschoppenconferentie, begon de studenten te feliciteren met hun keuze om leerkracht godsdienst te willen worden. “Dat is geen evidente keuze.” Daarbij citeerde hij de heilige Johannes Paulus II: “Wees niet bang.”
Hij zette zijn visie uiteen in vier verwachtingen:
-
Professioneel
Hij hoopt dat de godsdienstles een echte les is die de vergelijking kan doorstaan met de andere vakken, wiskunde, biologie, scheikunde, “een les die rijk is aan inhoud, die goed gestructureerd is, met een nauwkeurige informatie en argumentatie”. -
Overtuigd gelovige
De les moet een toegevoegde waarde hebben, te weten: een existentiële waarde. Hij hoopt dat de leerkracht echt overtuigde gelovigen zijn met een persoonlijke inzet van het verstand en van het hart. Het geloof van de leerlingen moet niet worden verondersteld maar moet hen wel “de gelegenheid bieden kennis te maken met de oneindige, onuitputtelijke schat van het christelijke geloof en van de christelijke cultuur”. De leraren zou bij voorkeur leven van die schat. -
Jezus centraal
De persoon moet Jezus centraal stellen. De leerlingen zouden iets moeten aanvoelen van de centrale rol van de unieke persoon Jezus in de geschiedenis. Zijn eerste kenmerk is volgens Léonard zijn bewering in woord en daad aan God gelijk te zijn. Daarna, in schril contrast daarmee, zijn uiterste vernedering in zijn lijden. Hij sterft in godverlatenheid. Vervolgen is het getuigenis van zijn opstanding uit de doden. Voor wie op Hem vertrouwt is er de gave van de Heilige Geest en de vergeving van de zonden. Het ‘kerygma’ is ook in de les godsdienst de eerste verkondiging, de belangrijkst, zegt Léonard, paus Franciscus parafraserend uit zijn exhortatie ‘Evangelii Gaudium’. -
Geloof en rede
De godsdienstles is volgens Léonard een van de belangrijkste gelegenheden in de school om zich filosofische en existentiële vragen te stellen. Ze moeten aan bod komen en verwoord worden. Zo kunnen leerlingen geholpen worden op zoek te gaan naar antwoorden die zin geven aan dit leven. Op een gepaste manier kan aangetoond worden dat het geloof de menselijke rede waardig is en dat het verstandig is te geloven, ook al is het soms moeilijk.
Een weg naar Christus
De aartsbisschop dankte de leerkrachten godsdienst die jonge mensen helpen om de onuitputtelijke inhoud van het geloof te leren. Indien zij er zelf van getuigen, kunnen leerlingen wellicht een weg vinden naar Christus. Zo kan een les godsdienst ook een weg zijn naar het geloof.