Hoe mogen wij denken over God? Als we de encycliek van Paus Benedictus ‘Deus Caritas est’ goed verstaan, dan is het belangrijkste als we denken over God, dat Hij LIEFDE is. De katechismus van de Katholieke Kerk zegt daarom over de mens: (nr.1604) “God die de mens uit liefde in het bestaan heeft geroepen, heeft hem ook geroepen tot de liefde ‑ een fundamentele roeping die iedere mens is aangeboren. De mens is immers geschapen naar Gods beeld en gelijkenis en God is zelf liefde. Omdat God de mens als man en vrouw geschapen heeft, wordt hun wederzijdse liefde een afbeelding van de absolute en onvergankelijke liefde van God voor ieder mens.”
Een mens is daarom niet zomaar wie hij is. Als we onszelf mogen bekijken met de ogen van God, dan ziet Hij ons met zoveel liefde aan, en wil God in ons zijn eigen beeld herkennen. Wij lijken het meeste op de Schepper als wij ons totaal geven in liefde, een liefde zo groot dat hij zijn leven geeft voor een ander, zoals ook Christus zichzelf heeft gegeven. De mens is op zijn mooist als hij totaal bemint, niet met een zelfzuchtige liefde, maar met een gevende liefde (caritas). Pas vanuit de caritas komt de genietende liefde (eros) tot zijn recht. In de liefde verwerkelijkt de mens zijn beeld-van-God-zijn. In de liefde vindt de mens zijn unieke menselijke waardigheid.
Juist als de mens bemint, wordt hij ook mede-scheppend, samen met de Schepper en lijkend op Hem. In de vruchtbaarheid van man en vrouw wordt de vruchtbaarheid van God als Vader en het offer van Christus weerspiegeld.
Aldus mag de mens, zich bewust van zijn hoge roeping, meewerken aan het plan van God, dat Hij van alle eeuwen in zijn voorzienigheid zo bestemde: dat man en vrouw in liefde volkomen één worden, gelijkend op de drie personen van de goddelijke Drievuldigheid, die op een nog verhevener wijze volkomen één zijn in liefde.
(zie ook www.rkdocumenten.nl vgl. KKK, 1604-1605)