Als je in een uithoek van het land woont, dan moet je nog al eens een stuk rijden. En zo sjeesde ik een paar weken geleden tijdens een twee uur durende rit naar Lelystad, waar een protestantse conferentie was over kinderpastoraat. Echt indrukwekkend. Tjonge jonge, wat pakken die dat professioneel aan, zeg. Met zoveel deskundigheid zou je denken dat ze de kinderen en tieners met karrenvrachten hun kerken inhalen. Maar helaas. Als je in een uithoek van het land woont, dan moet je nog al eens een stuk rijden. En zo sjeesde ik een paar weken geleden tijdens een twee uur durende rit naar Lelystad, waar een protestantse conferentie was over kinderpastoraat. Echt indrukwekkend. Tjonge jonge, wat pakken die dat professioneel aan, zeg. Met zoveel deskundigheid zou je denken dat ze de kinderen en tieners met karrenvrachten hun kerken inhalen. Maar helaas.
Met een witte neus en alle alarmbellen luidend meldden de deelnemers dat er maandelijks vierhonderd tieners uit hun gemeenten weggaan. Logisch dat ze zich zorgen maken over de toekomst… En bij ons is het niet veel beter.
Terwijl ik terugreed over de A6 en de A27 voelde ik me ontzettend arm. Zoveel mensen in ons land, kinderen, tieners, jongeren en ouderen en al die automobilisten om me heen beseffen totaal niet dat ze een Vader in de hemel hebben. Een Vader die zelfs zóveel van hen houdt dat Hij zijn enige Zoon voor hen heeft gegeven. Tjeetje, wat zou ik die Vader graag helpen om zijn kinderen terug te krijgen, want dat moet pijn doen. Ik moet er niet aan denken dat mijn kinderen me nooit zouden opzoeken en me niet eens zouden kennen.
Ik zou Hem graag helpen. Maar hoe moet je dat doen als eenvoudige doorsnee-katholiek?
Ineens schoot er een tekst uit de Bijbel door mijn hoofd: het verhaal van Jezus die vijfduizend mensen voedt met vijf broden en twee vissen (Marcus 6,30-44). Geen idee hoe ik erbij kwam en om eerlijk te zijn: ik heb niets met dat verhaal. Leuk, mooi wonder, iedereen weer te eten, fijn. Maar het was alsof God van me vroeg exact hetzelfde te doen: geef jij wat je hebt -ook al is het in verhouding een idioot klein beetje- en dan doe Ik het wonder. Hij doet het wonder. Ik was ontroerd. Maar er is een probleempje: Hij vraagt me niet om een stukje te geven – een friemeltje brood of vis – maar om álles te geven. Alle broodjes en alle visjes. Zou het meer van mijn tijd en inzet zijn? Trouwer bidden? Nog duidelijker evangeliseren?
Er was nog iets wat me opviel. Je zou denken: Jezus had dat wonder ook wel met zand, stof of vanuit het niets kunnen doen. Maar nee, hij had wél die broodjes en vissen nodig. Zou Hij daarmee willen zeggen dat Hij ook afhankelijk is van mijn – en onze – gave? Ons getuigenis als gelovigen? Onze tijd en ons gebed? Eigenlijk een hele eer dat zo’n almachtige God zich afhankelijk maakt van eenvoudige mensen.
Het was alsof er een last van me afviel. God vraagt om met vreugde alles te doen wat ik kan. En met dat kleine beetje doet Hij het wonder. Helemaal bemoedigd kwam ik thuis.
Brechje