LentekriebelsHet project Lentekriebels, waar we op deze site eerder over berichtten, zorgt voor onrust bij heel wat ouders. Een echtpaar uit Leiden met kinderen op de basisschool bekeek het project grondig en kwam tot schokkende inzichten. Het project Lentekriebels, waar we op deze site eerder over berichtten, zorgt voor onrust bij heel wat ouders. Een echtpaar uit Leiden met kinderen op de basisschool bekeek het project grondig en kwam tot schokkende inzichten.

Lentekriebels Zij zijn naar de school toegegaan en hebben serieuze kanttekeningen geplaatst bij het project. Hun kanttekeningen vind je hieronder. Ze kunnen een handreiking zijn om zelf ook met je school in gesprek te gaan.

Aantekeningen bij Relaties en seksualiteit van Rutgers WPF

  • Veel vragen die kinderen over deze onderwerpen hebben kunnen ouders het beste zelf beantwoorden.
  • Voor een deel is het materiaal dubbelop met lessen als de kanjertraining (nee zeggen, weerbaarheid) of biologie dat met de methode 'Leefwereld' wordt gegeven of “naar aanleiding van onderwerpen, die voor het jonge kind interessant zijn”. Voor een deel is het echt overbodig.
  • De titel dekt de lading niet. De methode legt geen duidelijke koppeling tussen (eerst) een relatie en (dan) seksualiteit. Echte liefde, blijvende relaties komen niet aan de orde. Geen woord over iets moois als levenslang voor elkaar kiezen, laat staan het huwelijk (gelukkig begon de school daar zelf wel mee!). “Vrijen doen twee mensen als ze van elkaar houden” (groep 1-2, les 5, p. 38; groep 3-4, les 5, p. 39) is wel erg kort door de bocht. Kleine kinderen zeggen al gauw dat ze van iemand houden. En een vader en dochter die van elkaar houden vrijen dus ook met elkaar?
  • Naast de liefde tussen de ouders komt de liefde van de ouder(s) voor het kind niet aan de orde. Beide vormen van liefde gaan vooraf aan de liefde die het kind zelf leert geven en uiten. In de eerste klassen wordt nog net gezegd dat het (vaak) feest is bij een geboorte (groep 1-2, les 5, p.38), maar niet de primaire reden daarvoor: de ouders en ook de mensen daarom heen houden van het kind. Juist door de primaire relatie ouder-kind leren kinderen veel over alle andere relaties.
  • Het kind krijgt geen 'waarom', perspectief of ideaal. Het materiaal legt alleen heel veel nadruk op wat het kind zelf 'wil', ook al is die wil nog zwak of ongericht op een ideaal. Zelfs de liefde wordt geacht te berusten op de eigen wil (“Iedereen mag zelf bepalen wie belangrijk voor ze zijn en voor wie ze liefde voelen.” groep 3-4, p. 46), terwijl in de evaring verliefdheid/liefde een gegeven is, en alleen het positieve/negatieve antwoord van ons daarop van onze wil afhangt. Dat de link met God niet aan de orde komt is, niet te verwachten van Rutgers WPF (bidden voor het eten is blijkbaar vooral iets voor achtergebleven mensen op de boerderij, zie groep 3-4, les 8, p. 52).
    Voor een christelijke school is het negeren van die link met iets extatisch als seksualiteit niet vanzelfsprekend.
  • De methode legt alleen een heel sterk accent op wat het kind zelf (en de ander) zintuiglijk lekker/prettig/fijn/fijnst vindt, alsof dat op zich een doorslaggevend criterium kan zijn om iets te doen of te laten (we zijn meer dan ons lichaam). In het leskatern staan alleen de vragen voor de docenten, maar vaak geen antwoorden. Kinderen moeten alleen wel voor alles ‘respect’ tonen voor anderen en verschillen zonder uitleg waarom, waar dat op is gebaseerd (de oneindige waarde van elk persoon). Met ‘respect tonen’ wordt alleen bedoeld om dingen niet te doen/zeggen of om op tijd te stoppen. De teksten suggereren vooral alsof alles moet kunnen.
    Gelijkwaardigheid wordt niet duidelijk onderscheiden van gelijkheid. De methode wil“seksestereotype denkbeelden doorbreken” (groep 1-2: les 2, p. 18; groep 3-4: les 4 p. 26), en slaat de kinderen vervolgens elk positief criterium uit handen.
  • De methode pretendeert ten onrechte ‘leeftijdsadequaat’ te zijn. Bij een aantal werkvormen geeft de tekst zelf al aan dat sommige (kleine) kinderen iets “bedreigend” kunnen vinden (groep 1-2, p. 16) of “emoties, confronterend” (groep 1-2, p. 47; groep 3-4, p. 50). Een gemiddeld kind van 4-5 jaar weet toch niet echt wat “privacy” betekent (groep 1-2, p. 22)? Wat moet zo’n kind met zaadjes en cellen, laat staan met IVF (groep 1-2, les 5, p. 38; groep 3-4, p. 40)? Waarom a priori met regels komen als: “Stop niks bij elkaar naar binnen (in… je billen, etc.).” (groep 1-2, p. 62). Kinderen in groep 3-4 worden al geconfronteerd met de mogelijkheid dat vriendjes pornografie zouden bekijken aan de hand van een heel expliciet plaatje (les 11.1, p. 71 en 82). Jonge kinderen (die met veel aspecten nog niet mee bezig zijn) krijgen ideeën aangepraat. Je kunt als docent beter ad hoc als er vragen/opmerkingen over zijn een antwoord op geven, in plaats van er een hele week les over te geven.
  • Les 1: “Wie ben ik?” heeft als doel dat kinderen zich bewust zijn van hun eigen ik. Maar de les gaat alleen over het uiterlijk (zowel voor groep 1-2 als voor groep 3-4).
  • Homoseksualiteit krijgt disproportioneel veel aandacht (groep 1-2: les 6.1, p. 44; les 7, p. 47; lessen 8.3-8.4, p. 50-51; groep 3-4: uitgebreid in zowel les 7.1 als 9.2).
  • Het is het prima om de kinderen iets te leren over de zintuigen (“wat voel ik”, groep 1-2, les 2), maar dan niet in het kader van de seksualiteit. Les 9 over masturbatie borduurt hier op verder: “We gaan nu een stapje verder…”.
  • De methode geeft les over masturbatie (groep 1-2, les 9; groep 3-4, les 3. Het lichaam wordt als bezit/instrument gepresenteerd: “Het is jouw eigen lichaam.” Terwijl les 1 nog juist leerde dat je je lichaam bent (en helaas niet meer dan dat: les 1 gaat alleen over het uiterlijk). En weer alleen is het sensuele (lekker/prettig/fijn) het enige criterium om iets te doen (alleen “is het beter om niet aan je piemel of je vagina te voelen waar anderen bij zijn”: weer geen duidelijke norm, maar een soort voorkeur). Hiermee wil Rutgers WPF blijkbaar expliciet informatie geven over "Genot en plezier ervaren bij het aanraken van het eigen lichaam, prille zelfbevrediging", volgens hun daarvoor opgestelde matrix (Richtlijn seksuele en relationele vorming, p. 16 en 18 onder "Seksualiteit"). Wat moeten kinderen van 4-8 jaar hier mee? En wat heeft masturbatie te maken met “seksuele weerbaarheid”, waar het onderdeel van uitmaakt (groep 1-2, deel IV). Bovendien is masturbatie geen seksualiteit in een relatie, maar gericht op de eigen persoon. 

Ouders van 2 kinderen in de basisschoolleeftijd