Autonoom zijn betekent dat je weet wie je bent, wat jouw voorkeuren, ideeën en verlangens zijn en dat je ook kunt zien dat de ander anders is, met eigen ideeën en persoonlijkheid.
De eerste stap is onderzoeken hoe zelfstandig je werkelijk bent. Je schuldig voelen als je een bepaalde mening hebt die afwijkt van je ouders, of onzekerheid in gezelschap, of gedachten over wat anderen wel of niet van je vinden, zijn kenmerken van afhankelijkheid.
Stap twee is loskomen van je ouders. Dat klinkt raar als je al dertig jaar getrouwd bent, maar toch komt het heel veel voor. Losmaken wil niet zeggen dat je je ouders verwerpt en nooit meer wilt zien. En losmaken lukt ook niet in één weekend. In losmaken is het belangrijk dat je grenzen aangeeft, zowel in praktische zaken als emotioneel. Zegt je moeder bijvoorbeeld dat ze je kleren niet mooi vindt en de kleur van je nieuwe kast niet vindt passen, durf je haar dan te zeggen dat het je pijn doet als ze zo over je praat, of gooi je de kleren weg en verf je de kast?
Stap drie is jezelf losmaken van anderen. Als je je onzeker voelt als je naar een feestje gaat om wat ze zullen denken over jou, stel jezelf dan de vraag: waarom is het zo belangrijk wat mensen van mij vinden? Ik ben mooi zoals ik geschapen ben, met mijn talenten en gekkigheden. Ik wil dat anderen van mij houden zoals ik ben en ik ga me niet anders voordoen. Willen ze me niet zoals ik ben, zijn zij dan wel vrienden? Als je autonoom bent, kun je rekening houden met je moeder en vader, met je eigen gezin en vrienden en met je eigen behoeften, zonder daarbij in te leveren. Met autonomie gaat hand in hand dat je jezelf liefhebt zoals je bent.