Streng zijn is niet leuk maar soms wel nodig. Als ouders wil je graag dat de sfeer in huis goed is, en een strenge reactie lokt vaak weerstand of verdriet uit bij het kind. We willen als ouders zo graag aardig gevonden worden, en alles graag leuk oplossen. Het kind heeft dat ook feilloos door en dan kan er een moment komen dat de grens duidelijk getrokken moet worden. Tien tips om streng te zijn. Streng zijn is niet leuk maar soms wel nodig. Als ouders wil je graag dat de sfeer in huis goed is, en een strenge reactie lokt vaak weerstand of verdriet uit bij het kind. We willen als ouders zo graag aardig gevonden worden, en alles graag leuk oplossen. Het kind heeft dat ook feilloos door en dan kan er een moment komen dat de grens duidelijk getrokken moet worden. Tien tips om streng te zijn.
1. Beloon alleen gedrag dat je wilt veranderen
Kinderen moeten leren dat ze bij goed gedrag niet automatisch een beloning krijgen. Manoeuvreer jezelf niet in een onderhandelingspositie door je kind vaak een worst voor te houden.
2. Vraag wat het kind gedaan heeft
Vraag wat het kind gedaan heeft en hoe het anders kan. Vraag niet naar het waarom van de misdraging ('Waarom was je zo vervelend?'). Meestal hebben kinderen daar toch geen zinvol antwoord op.
3. Beperk jezelf
Wees consequent op een paar dingen die echt niet mogen, in plaats van steeds te waarschuwen en van alles te verbieden. Continu mopperen maakt kinderen immuun.
4. Breng opdrachten niet in vraagvorm
Dus niet: 'Wil je je tanden poetsen?' Maar: 'Het is tijd om tanden te poetsen.'
5. Attendeer op regels
'Wat hebben we afgesproken over je schoolspullen?' Heeft je kind de boel netjes op zijn plek gelegd, bevestig dan de regel: 'Fijn dat je dat gedaan hebt.' Zorg voor regelmaat en routine. Hang lijstjes (bij jonge kinderen pictogrammen) op in huis.
6. Prijs goed gedrag onvoorwaardelijk
Heeft je kind uit zichzelf zijn kamer opgeruimd? Of dankzij extra inspanning toch een voldoende binnengesleept? Prijs die inspanning, maar geef er niet meteen een sneer achteraan: ‘Waarom doe je dat niet altijd zo?’ of ‘Was dat nou zo moeilijk?’
7. Beperk de keuzes
Geef twee alternatieven en accepteer vervolgens de keuze van je kind. Bijvoorbeeld: 'Je kunt of nu ophouden met bokkig doen of nog even op de gang blijven zitten'.
8. Negeren werkt niet altijd
Bij een kind dat lawaai maakt, pruilt of stampt, kun je gerust aandacht schenken aan het gedrag: 'Je mag hier best mee doorgaan, maar niet in mijn bijzijn.' Of vraag: 'Wat bedoel je? Als je zo doet, snap ik je niet.' Herhaal dit zonodig, op rustige toon. Het geeft een keuze, in plaats van iets te verbieden. Bovendien erken je dat wat het kind te vertellen heeft, van belang is.
9. Grijp direct in bij fout gedrag
Als je altijd drie keer waarschuwt, zal het kind nooit in één keer luisteren. Dan loop je het risico dat je de hele dag roept wat niet mag maar er toch niet naar wordt geluisterd. Als iets echt niet kan, grijp dan direct in. Kies dan wel uit wat echt belangrijk is.
10. Als je straft, hou het kort en meteen na het vergrijp
Niet napraten over het incident want dat betekent dat het nog niet over is. Papa/mama is nog boos; het kind is nog stout. Een lange straf of lang wachten op de straf maakt dat het in de tussentijd niet goed kan komen.
(bron: www.jmouders.nl)