KletsenNet als ik met de moeder van Anna op het schoolplein concludeer dat onze kleuters al echt grote schoolkinderen geworden zijn, komt Tom (ook uit groep 3) melden: “Denise moet nablijven bij de juf!” … Net als ik met de moeder van Anna op het schoolplein concludeer dat onze kleuters al echt grote schoolkinderen geworden zijn, komt Tom (ook uit groep 3) melden: “Denise moet nablijven bij de juf!” .…

KletsenIn het lege schoollokaal zie ik juf met een vermanend gezicht mijn jongste schoolkind toespreken. Al snel komen ze naar me toegelopen en zodra Denise mij ziet barst ze los in een huilbui waarbij de sirene van de plaatselijke ambulance in het niet valt. Daar schrik ik allang niet meer van, want ik weet al zes jaar dat ’t kind gezegend is met net zoveel stemvolume als ikzelf. Maar juf wordt wel een beetje wit om haar neus: “nou, zo erg is het ook niet hoor, Denise!”

Mijn dochter blijkt teveel te kletsen tijdens de les en dat kan natuurlijk niet. Daar geef ik juf gelijk in, zoals ik juffen altijd gelijk geef. Alleen als ik hun beleid niet meer kan volgen, ga ik zelf wel om uitleg vragen. Denise is echter even niet meer aanspreekbaar en kruipt snikkend weg diep onder mijn jas. “Ik zal het er thuis nog met haar over hebben”, beloof ik juf als we naar buiten lopen.

Toen mijn dames nog niet zo taalvaardig waren, waarschuwde een moeder van drie dochters mij al: “Als ze straks kunnen praten, kletsen ze je de oren van je hoofd!” Bovendien zit ik zelf doorgaans ook niet om gespreksstof verlegen, dus kan een dominant kletsgen van mijn kant ook debet zijn aan dit voorval.

In elk geval dient dat mondje gereguleerd te worden. Zoveel is zeker. Dus vraag ik Denise thuis hoe het nu zo ver kon komen dat juf boos werd: “Heeft ze je dan niet gewaarschuwd en gezegd dat je moest ophouden met praten?” “Jawel”, zegt Denise. “Dat heeft ze twee keer gezegd. Maar da’s toch niet vaak, twee keertjes??” Van dit soort conclusies moet ik eigenlijk zo lachen, dat ik mezelf strak in bedwang moet houden om het pedagogisch verantwoord te houden. Dus zeg ik snel: “Maar Denise, dat is toch twee keer tevéél! Weet je dan niet wanneer je je mondje dicht moet houden?” Dat blijkt ze niet helder te hebben. “Dan moet ik maar helemaal niks meer zeggen in de klas!” concludeert ze mopperend.

De volgende dag kom ik met juf overeen dat ze Denise nog één keer onder vier oogjes duidelijk uitlegt wanneer er wél en wanneer er niet gepraat mag worden in de klas. ’t Zal vast nog wel een keer misgaan, want mijn jongste heeft zoveel op haar lever wat gedeeld moet worden met de wereld, dat ik me moeilijk kan voorstellen dat we dit in een keer onder controle krijgen.  

In elk geval: mocht ik binnen nu en een paar jaar het loodje leggen, dan hoeft u hier waarschijnlijk niet naar een leeg stukje krantenpapier te kijken: er is altijd wel een dame Loenen die wat te kletsen heeft. Da’s wel zeker.

Brechje