Praatje op de marktOnlangs op een zaterdagochtend liepen mijn vrouw en ik op de markt. We kwamen een ouder echtpaar tegen. Eerst een algemeen praatje. Over gezondheid en zo. Zij had te horen gekregen dat ze niet meer aan haar schouder geopereerd kon worden. Was ze te oud voor, had de chirurg uitgelegd.

Onlangs op een zaterdagochtend liepen mijn vrouw en ik op de markt. We kwamen een ouder echtpaar tegen. Eerst een algemeen praatje. Over gezondheid en zo. Zij had te horen gekregen dat ze niet meer aan haar schouder geopereerd kon worden. Was ze te oud voor, had de chirurg uitgelegd.

Praatje op de marktZou het lichaam niet goed kunnen verdragen. Ze was teleurgesteld. Maar ja, er was mee te leven. Ouderdom komt met gebreken. Nu had mijn vrouw haar in het verleden verteld dat ze door een zeer goede chirurg behandeld was en die wilde ze haar ook aanbevelen. Maar ze had niet uit kunnen praten. Alle chirurgen waren immers goed.

Ik raakte verder met haar aan de praat. Het was haar opgevallen dat er steeds meer mensen gecremeerd werden in plaats van dat ze werden begraven. Ik vond dat er vooral steeds minder mensen een kerkelijke uitvaart vragen.

“Maar ik heb ook niet zoveel betrokkenheid bij de kerk” zei ze. “Mijn moeder was heel gelovig, maar had al kritische vragen. En ik heb die kritische vragen verder uitgediept. Daarom kom ik ook niet zo vaak meer naar de kerk. Al die poppenkast. Ik zit liever in een lege kerk dan in een volle. Dan kan ik beter mediteren”

“Poppenkast” zei ik, “ik hou niet van poppenkast. Maar het gaat om de Hostie. Om de aanwezigheid van Christus. Als Hij gezegd heeft dat Hij daar is, dan geloof ik dat. Geloof jij dat dan niet?”

“Ik geloof wel dat er iets is?”

“Ik geloof niet alleen dat er iets is, maar vooral dat er Iemand is.”

“Alle mensen geloven iets. Sommigen geloven in Boeddha. Het is allemaal goed.”

“Toch is het katholieke geloof uiteindelijk nog veel mooier dan je zelf kunt bedenken. Het geloof in Christus, de Zoon van God die voor ons sterft en daarom een eeuwig gelukkig leven mogelijk maakt. Oneindig veel mooier dan alle andere dingen die we kunnen geloven of bedenken?” (Ik was verbaasd dat ik mezelf dit hoorde zeggen, tijdens het praten en getuigen werd mijn geloof ook verdiept).

“Maar wat een praat hier hè, op de markt!”

“Ja, dat is zo. Een echte advents-praat.”

“Maar ik geloof het gewoon niet.”

“Ik wel. Ik ben blij dat ik geloof in Christus. Het is moeilijk te bewijzen natuurlijk. Hoewel historisch gezien Christus wel geboren is en geleefd heeft hier op aarde. Uiteindelijk geloof ik het gewoon. Misschien omdat ik er voor open sta. Misschien vind je mij gek, dat ik geloof?”

“Nee, dat niet. Dat respecteer ik, maar ik geloof niet.”

Uiteindelijk wensten we elkaar nog een prettige dag toe zoals dat gaat en vervolgden we iedereen onze eigen weg.

Later moest ik terugdenken aan het advies over die chirurg die mijn vrouw zo warm aan wilde bevelen maar welk advies niet eens werd aangehoord. Ik zei tegen mijn vrouw dat het lijkt dat als de mensen niet meer in God geloven ze ook niet meer in mensen geloven.