Als er één man is, die na Galileo Galilei (1564-1642) het wereldbeeld heeft beïnvloed, is het wel Charles Darwin (1809-1862) geweest. De verspreiding van zijn evolutietheorie heeft het beeld van een statische wereld, waarin de soorten vanaf de zesdaagse schepping in Genesis onveranderd bleven, veranderd in een zich voortdurend aanpassende wereld van planten, dieren en zelfs mensen. Zijn dynamische visie op het leven is al of niet terecht toegepast in bijna alle wetenschappen.
Als er één man is, die na Galileo Galilei (1564-1642) het wereldbeeld heeft beïnvloed, is het wel Charles Darwin (1809-1862) geweest. De verspreiding van zijn evolutietheorie heeft het beeld van een statische wereld, waarin de soorten vanaf de zesdaagse schepping in Genesis onveranderd bleven, veranderd in een zich voortdurend aanpassende wereld van planten, dieren en zelfs mensen. Zijn dynamische visie op het leven is al of niet terecht toegepast in bijna alle wetenschappen. In hoge mate dynamisch is het debat dat momenteel in Nederland gevoerd wordt tussen creationisten en evolutionisten. En alhoewel dit debat zich hoofdzakelijk in protestants-christelijke hoek lijkt af te spelen, is het goed ook de katholieke visie op Darwin uiteen te zetten.
Wanneer sprake is van de evolutietheorie, gaat het dan nog over de theorie van Darwin? Zeker is dat de evolutietheorie nog steeds in ontwikkeling is. Zo spreken evolutionisten tegenwoordig vaak van plotselinge overgangen van de ene soort naar de andere, terwijl Darwin zelf nog een geleidelijke groei van de ene soort uit de andere veronderstelde. Ook de ontdekking van het genetisch mechanisme heeft veel bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van de theorie over afstamming. Dit leidt tot een soort standaard versie van de moderne evolutietheorie, die als volgt kan worden beschreven: 1. afstammelingen hebben toevallige mutaties (veranderingen) in hun genen ten opzicht van hun ouders; 2 deze mutaties zorgen voor het al of niet goed zijn aangepast aan de omgeving; 3. dit leidt tot natuurlijke selectie en survival of the fittest, het overleven van de meest geschikten. In strikte zin is er volgens de actuele theorie dus zelfs geen actieve aanpassing aan de omgeving meer, maar een louter toevallig proces van mutatie en selectie. Met deze opvattingen gaan wetenschappers en filosofen na Darwin verder dan Darwin zelf. Darwin zag de ontwikkeling van de soorten als een mengvorm van goddelijk ontwerp en toeval. Maar wetenschappers en filosofen als Thomas Huxley (1825-1895), Jacques Monod (1910-1976) en Richard Dawkins (1941-) namen en nemen totaal afstand van een ‘ontwerper’. Men stelt zelfs dat grotere complexiteit van levende wezens geen hogere waarde impliceert. Alles is toeval. En zo staat de evolutietheorie voor velen gelijk aan een atheïstisch wereldbeeld. Dat is echter geen opgelegd pandoer, getuige de breed verspreide theorieën van intelligent design en theïstische evolutie.
De katholieke Kerk heeft zich vanaf het begin niet nadrukkelijk uitgesproken tegen Darwins ideeën. Niet alles wat hij zei was nieuw. Ook Aristoteles (384-322 v. Chr.) en Thomas van Aquino (1225-1274) kenden in zekere zin ontwikkeling van soorten uit het niets (generatio spontanea) of elkaar. Sinds het proces van Galileo neemt de Kerk wetenschappelijke hypothesen en bewijzen serieuzer. Ze kan leven met de opvatting dat het niet waarschijnlijk is dat God de wereld in zes dagen geschapen heeft. En in lijn met de mogelijkheid van een allegorische lezing van de Heilige Schrift door de kerkvaders stelde de Pauselijke Bijbelcommissie begin 20e eeuw dat de 6 dagen van Genesis niet letterlijk genomen hoeven te worden. Naarmate de evolutietheorie atheïstischer werd en de oorzaken van de ontwikkeling verder van een liefdevolle Schepper kwamen te staan, werd de Kerk kritischer. Zo stelde paus Johannes Paulus II dat het door verschillende disciplines ondersteunde wetenschappelijke inzicht dat wijst op evolutie, serieus genomen moet worden. Maar ook stelde hij dat niet alle vormen van evolutietheorie verdedigbaar zijn. Zonder God is de wereld zinloos, ja kan hij zelfs niet bestaan. Zonder God is de complexiteit van het leven niet te verklaren. Meer concreet: de overgang van apen naar mensen is niet te begrijpen zonder een scheppende en sturende God. Het eigene van de mens, zijn immateriële geestelijke ziel, kan niet uit materie voortkomen. Ook de moraal kan niet slechts het gevolg zijn van toevallige mutaties of gedrag van overlevenden. Daaruit kan haar obligatoire karakter niet verklaard worden. Heeft God dan ook het menselijk leed zo bedoeld? Christenen geloven dat het grootste menselijk leed in de wereld gekomen is door ons afkeren van Gods liefdeswet. Zoals ik ooit een Joodse overlever van Auschwitz hoorde zeggen: “We kunnen God niet verantwoordelijk houden voor wat mensen elkaar aandoen.†Als katholieken kunnen we dus enerzijds heel duidelijk aannemen dat de wereld in ontwikkeling is, anderzijds zien we juist in die ontwikkeling de sturende hand van God. Gods plan en bepaalde toevalligheden in de evolutie sluiten elkaar echter niet uit. Zoals Thomas van Aquino zei: “God kan zelfs het toeval gebruiken bij zijn plannen.â€
Mgr. dr. Everard de Jong is hulpbisschop van Roermond. Hij promoveerde in de filosofie op de wetenschappelijke methode van Galileo Galilei.